Filosofie (nl.)
Onze associaties.
Er zijn van die momenten op de dag dat ik onwillekeurig overvallen wordt door bepaalde associaties. Het heeft me een tijdlang toegeschenen dat het steeds dezelfde associaties waren die in dezelfde situaties opkwamen, maar inmiddels is mij gebleken dat nieuwe associaties oude associaties kunnen overschrijven (net zoals dat met herinneringen gaat). Alleen de momenten waarop associaties zich aan me opdringen lijken wel min of meer dezelfde te blijven: als ik groenten sta te hakken, of als ik me scheer, zijn bijvoorbeeld twee vaste momenten.
Dus steeds als ik me sta te scheren dringen associaties mijn geest binnen, en ik kan ze niet tegenhouden. Vroeger gingen ze over een discussie die ik met een Utrechtse collega over praktijken had; nu over de editor van het boek waarin een artikel van mij over fictie verscheen. In dat artikel betoog ik dat fictie een taak of functie heeft, namelijk het overbrengen van de subjectiviteit van gebeurtenissen. En ik maak er een onderscheid in tussen twee soorten subjectiviteit, waarbij er eentje de notie van subjectiviteit zijn slechte naam heeft bezorgd.
Er zijn de deelbare subjectieve eigenschappen van dingen en gebeurtenissen: eigenschappen waar je een bepaald soort subject voor moet zijn om ze te kunnen waarnemen (ze kunnen niet met wetenschappelijke middelen, objectief vastgesteld worden; ze zijn respons-afhankelijk), maar dit maakt ze niet privaat (op de slechte, relativistische manier); we kunnen ze delen, of beter: we kunnen die eigenschappen samen ervaren. (En als dat niet onmiddellijk lukt, kunnen we elkaar er gepast op wijzen. Zie Wollheim.)
Daarnaast zijn er ook ondeelbare subjectieve eigenschappen: ze doen zich onwillekeurig aan ons voor, we kunnen er niet onderuit: ze zijn echt, maar ze zijn echt voor ons alleen. Deze subjectieve eigenschappen zijn idiosyncratisch en privaat, en je kunt ze niet samen met anderen beleven; je hebt er niets aan als je het met anderen over de aard van de werkelijkheid hebt. Ze spelen geen rol in onze normatieve gesprekken. (Hoogstens spelen ze een psychologische rol voor degenen die ze hebben; want die hebben ze nu eenmaal.)
Wat moeten we met die idiosyncratische subjectieve eigenschappen, ook wel associaties genoemd? Wat is hun functie? Wel, ten eerste, misschien hebben ze geen semantische oorsprong, en dus ook geen betekenisvolle functie—en dat zei ik ook al: ze spelen geen rol in onze normatieve discussies. Misschien zijn het ook alleen maar effecten van neurofysiologische processen, strikt causaal. (Net zoals onze dromen waarschijnlijk alleen maar neurofysiologische [tooltip title=”Overigens maakt dat ze evenmin irrelevant. Alleen: hun relevantie zit in het verhaal dat men erover vertelt.” placement=”top”]elektrische stormen[/tooltip] zijn).
Toch denk ik dat associaties wel iets doen voor degene die ze heeft: ze herinneren onwillekeurig aan toestanden en gebeurtenissen uit onze persooonlijke geschiedenis die we niet zo snel met onze redelijke, bewuste aandacht kunnen oproepen, en daarmee doen ze net zoiets als de werkelijkheid buiten ons ook al doet: ze verrassen ons en relativeren onze ratio. En dat doen ze door ons, kort, klein en tijdelijk, een besef bij te brengen van het feit dat we allerlei dingen doormaken in ons leven. We worden eraan herinnerd dat we niet alleen denkende wezens zijn, maar dat we ook een leven leiden.
Rob van Gerwen. 2015. “Fictions Sharing Subjectivity.” Fiction and Art. Explorations in Contemporary Theory, edited by Ananta Ch. Sukla. London, etc. Bloomsbury, pp. 335-347.
Richard Wollheim. 2001. “On Pictorial Representation.” In Richard Wollheim on the Art of Painting. Art as Representation and Expression, edited by Rob van Gerwen, 13–27. Cambridge, New York: Cambridge University Press.