Argumentatie
De gebrekkige bewijskracht van taal
“Taal is fictioneel” zegt Roland Barthes terecht (Camera Lucida, p. 87).
Iets beweren bewijst niet dat het klopt, noch hoe je het bedoelt. Wat soms helpt is een foto: met een foto bewijs je dat iets het geval was. Zo werkt het ook in de pers (de media, in het algemeen): bijgeleverd fotografisch materiaal dient geen andere rol dan om te laten zien hoe het was, dat wil zeggen, te bewijzen dat het was zoals in de tekst beweerd wordt—een retorische ingreep waarop natuurlijk veel af te dingen is, maar daar gaat me nu niet om.
WikiLeaks
De flarden van emails die WikiLeaks momenteel publiceert worden als een tijdbom gepresenteerd—een tijdbom onder politiek, geloof ik—maar waarom? Als je leest dat Beatrix een Amerikaanse diplomaat over het beleid jegens Afghanistan heeft toevertrouwd dat het moeilijk wordt, maar dat het moet, wat is daar dan de explosieve waarde van?
Dat ze hier het achterste van haar tong laat zien? En dat dat iets anders is dan wat ze openlijk beweerde, of zou mogen beweren (van de politiek verantwoordelijken)??
Het effect van WikiLeaks ligt mijns inziens ergens anders, niet bij de frictie met expliciet beleden politiek. De Leaks worden gepresenteerd (lees: behandeld) als deden ze iets aan de fictionaliteit van (politieke) taal—ze fungeren als de foto’s in de kranten. Ze zouden bewijzen wat politici echt bedoelden.
Waarom zou deze taal meer bewijskracht hebben dan de “openlijk” geuite? WikiLeaks is een retorische ingreep. En er is wel wat op af te dingen, maar daar gaat het verder niet om.
Waarom nemen we geen genoegen met interpreteren?
Waarom willen we de grenzen van het private overschrijden?
Literatuur
— Barthes, Roland. 2000 (1980). Camera Lucida. Translated by Richard Howard. London: Vintage.